USN Skip to Content USN Skip to Footer

VO-raad over stand van zaken bij onderwijsregio’s

Besturen in het voortgezet onderwijs hebben een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor een regionaal dekkend, kwalitatief hoogstaand en divers onderwijsaanbod. Binnen onderwijsregio’s wordt de regionale samenwerking bestendigd en worden afspraken gemaakt om gezamenlijk de verantwoordelijkheid te nemen om duurzaam in te spelen op de huidige arbeidsmarktproblematiek.

Vooruitlopend op de ambitie om in 2025 een landelijk dekkend netwerk van onderwijsregio’s te hebben, zijn in mei 2023 29 voorloper-regio’s (27 officiële regio’s en twee in oprichting) van start gegaan. In negentien voorloper-onderwijsregio’s neemt het voortgezet onderwijs deel. Hoewel vraagstukken veelal regionaal bepaald zijn, meldt de VO-raad dat een aantal onderwerpen in het bijzonder aandacht behoeft:

  • De definitie van een lerende aanpak wordt door alle partijen veel genoemd als het gaat om de wijze waarop onderwijsregio’s tot stand moeten komen. De lerende aanpak wordt echter op uiteenlopende manieren geïnterpreteerd. De VO-raad wil de lerende aanpak ‘bewaken’ en de opgedane lessen volledig benutten alvorens definitieve besluiten te maken over de vorm en inhoud van de onderwijsregio’s.
  • De plek van ‘samen opleiden en professionaliseren’ vormt in veel onderwijsregio’s nog een belangrijk vraagstuk. Binnen een onderwijsregio zijn vaak meerdere partnerschappen actief, die ook nog eens vaak over de grenzen van de onderwijsregio’s heen opereren. De bedoeling is dat partnerschappen op zorgvuldige wijze opgenomen worden in onderwijsregio’s.

De huidige subsidieregeling heeft ertoe geleid dat de focus meer ligt op het effect van de geografisch afbakening van de onderwijsregio’s in plaats van een inhoudelijke benadering over de plek en toekomst van het samen opleiden en professionaliseren.

  • De zoektocht naar passende governance-vormen voor de onderwijsregio’s speelt in bijna alle regio’s. Regio’s zijn op zoek naar een vorm van governance die bij hen past en die onderlinge samenwerking rondom de opgave met een groot aantal spelers organiseert. Daarbij is het de wens om te komen tot een samenwerkingsvorm die meer bestuurlijke druk voorkomt en toch stevig genoeg is om bindende afspraken te maken en financiële middelen regionaal te stroomlijnen. Daarnaast is het ook de bedoeling om de beroepsgroep hier een goede plek in te geven. Ook dit laatste punt vraagt de nodige aandacht.
  • Focus op de inhoud en de doelstelling van de onderwijsregio’s is nodig. Regionale samenwerking staat of valt met een gezamenlijk doel. De planvorming rondom de subsidieaanvraag heeft veel inzet van tijd en energie gevraagd van de voorlopers.
  • De tijdslijn is ambitieus. De ambitie van het werkplan van de lerarenstrategie is om in 2025 een landelijk dekkend netwerk te hebben van bovensectorale onderwijsregio’s.
  • De subsidieregeling van 2024 heeft duidelijke effecten gehad op de vorming van onderwijsregio’s. Sommige regio’s hebben de subsidieregeling ervaren als een noodzakelijke stok achter de deur, tegelijk wordt aangegeven dat de subsidieregeling ook prikkels bevat met ongunstige of soms ook tegenovergestelde effecten.