USN Skip to Content USN Skip to Footer

Reacties uit onderwijs en kinderopvang op regeerakkoord

30-05-2024 00:00:00

Er zijn veel reacties op het hoofdlijnenakkoord ‘Hoop, lef en trots’ van beoogd regeringspartijen PVV, VVD, NSC en BBB. Veelgehoord is de hoop dat de vrij vage bewoordingen in het akkoord alsnog goed worden uitgewerkt. Ook is er kritiek, vooral in de kinderopvang. In het onderwijs worden vooral veel vragen gesteld.

De VO-raad schrijft dat de ambities in het regeerakkoord ‘er niet vanaf spatten’. De raad betreurt dat het komende kabinet voornemens is te bezuinigen op het onderwijs en niet alle middelen die het vorige kabinet in het onderwijs heeft geïnvesteerd structureel maakt. Bovendien ontbreken de broodnodige investeringen in onderwijshuisvesting en krijgt het thema kansengelijkheid geen enkele aandacht.

De inzet op basisvaardigheden zoals lezen, schrijven en rekenen is terecht, maar de hoofdlijnennotitie mist ‘dat goed onderwijs een brede opdracht heeft die naast kwalificatie ook persoonsvorming en socialisatie betreft. De pedagogische opdracht van het onderwijs gaat verder dan het aanleren van burgerschapsvaardigheden’, schrijft de VO-raad.

De raad heeft ook moeite met de zinsnede dat bestuurders sneller worden ontslagen als de burgerschapsopdracht niet wordt uitgevoerd. ‘Dit roept de vraag op of de overheid hiermee niet te dicht bij het inperken van de professionele ruimte van leraren en bestuurders komt.’

Verus-voorzitter Berend Kamphuis vindt het vooral een onpedagogisch akkoord. ‘De meeste regeerakkoorden die ik in de loop van mijn leven gelezen heb, deden een beroep op de burger, op hun “betere ik”. Het is erg jammer, dat dit akkoord burgers niet ziet als bondgenoot, en vooral heel veel burgers straft, ook jonge burgers. Denk aan de langstudeerboete, de (nog) strengere straffen in het jeugdstrafrecht, of het ontkennen van het probleem van kansenongelijkheid in het onderwijs, door de subsidie voor de brede brugklas te schrappen.’

De coalitiepartijen zeggen pal te staan voor de vrijheid van onderwijs. Daar is Kamphuis blij mee. ‘Maar hoe geloofwaardig is die uitspraak? Zo moeten lesmethodes “politiek neutraal” zijn, en voorlichting over seksuele relaties moet al even “neutraal” zijn. Zijn deze wensen zélf politiek neutraal? Welke impliciete vijand wordt hier bestreden? Het is allemaal wellicht niet meer dan symboolpolitiek.’

Ook onderwijsvakbond AOb vreest overbodige bemoeienis van het nieuwe kabinet met de inhoud van het onderwijs. AOb-voorzitter Tamar van Gelder ziet eventuele bezuinigingen niet zitten, maar wijst er meteen op dat de tekst van het regeerakkoord op sommige onderwijspunten nog onduidelijk is. Een extra reden tot zorg over de plannen van de coalitie is voor de AOb dat het lerarentekort in hun akkoord niet wordt genoemd.

Positief is dat het ‘herstelplan’ voor de verbetering van het onderwijs van de toekomstig coalitiepartners in lijn is met het deltaplan van AOb en sociale partners in het funderend onderwijs. Ook de belofte voor een meer structurele financiering van het onderwijs, ziet Van Gelder als een positief punt. De coalitiepartijen willen in het onderwijs ‘stoppen met de wildgroei aan subsidies’ en deze omzetten in solide structurele financiering.

De PO-Raad sluit zich daar bij aan en noemt het positief dat PVV, VVD, NSC en BBB werk maken van duurzame onderwijsbekostiging en een einde willen maken aan de subsidieconfetti. ‘Onderwijskwaliteit is een zaak van de lange adem en met deze door ons zo dikwijls bepleite stap zet de nieuwe coalitie het onderwijs op het juiste spoor’, zegt PO-Raadvoorzitter Freddy Weima.

‘Overigens helpt het dan niet dat het nieuwe kabinet per saldo op de sector bezuinigt. Ik ga er trouwens van uit dat de nog onbekende vakminister op OCW daar ambitieuze plannen in de strijd tegen het personeelstekort aan toevoegt, want dat ontbreekt nog’, aldus Weima, die in grote lijnen wordt bijgevallen door schoolleidersvereniging AVS.

De PO-Raad is wel blij dat er goede afspraken zijn gemaakt over de kinderopvang, zegt Weima: ‘We blijven erbij dat een betere aansluiting van onderwijs en kinderopvang cruciaal is voor de ontwikkeling van jonge kinderen. De stelselherziening waaraan wordt gewerkt helpt daarbij. Wel zou het mooi zijn als de arbeidseis voor kinderopvang komt te vervallen. Spelenderwijs leren omgaan met anderen en je aan hen optrekken is een goede basis voor ieder kind. Het is belangrijk dat alle kinderen daarvan kunnen profiteren, ook als hun ouders niet werken.’

In de sector kinderopvang zijn er kritischer geluiden. Zo hekelt de vereniging van ouders in de kinderopvang, BOinK, het voornemen van het nieuwe kabinet om de invoering van het nieuwe financieringsstelsel van het vorige kabinet onverkort over te nemen. De laagste inkomensgroep moet dan soms minstens een euro per uur meer betalen. Dit omdat vrijwel in de gehele kinderopvang hogere prijzen worden berekend dan de door de overheid vergoede uurprijs. ‘De eigen bijdrage van de laagste inkomens wordt dan wel drie of vier keer zo hoog dan de wetgever heeft bedoeld’, aldus BOinK.

BOinK krijgt steun van de CEO van Humankind, Robin Alma. Op LinkedIn berekent hij wat de maatregelen voor ouders betekenen, met als conclusie ‘dat de overheid miljarden gaat investeren voor een ronduit asociale uitkomst’. De eerste maatregel is dat voor alle ouders gaat gelden dat de kinderopvangtoeslag 96 procent wordt van het fiscaal maximum uurtarief (FMU), terwijl dat nu afloopt naarmate het inkomen toeneemt. De tweede maatregel is dat het FMU voor 2026 niet geïndexeerd wordt.

Alma berekent de situatie dat een kind drie dagen per week naar het kinderdagverblijf gaat en vervolgens de netto-effecten voor drie verzamelinkomens: (A) 40.000 euro, (B) 80.000 euro en (C) 160.000 euro. Het effect in 2026:

  • categorie A gaat per jaar 551 euro méér betalen (+75 procent)
  • categorie B gaat per jaar 2.316 euro minder betalen (-64 procent)
  • categorie C gaat per jaar 11.027 euro minder betalen (-90 procent)

Ook Brancheorganisatie Kinderopvang (BK) is kritisch op het bijna gratis maken van de kinderopvang. Wil het kabinet dit toch doorzetten, dan vergt dit een verstandige aanpak. ‘Bijna gratis kinderopvang, zoals opgenomen in het hoofdlijnenakkoord, is een complexe en omvangrijke stelselherziening die er in de praktijk voor zorgt dat het voor te veel ouders een kinderopvangloterij wordt of hun kind terecht kan. De vraag is al groot en zal alleen maar verder toenemen.’

Daarom moet worden begonnen met het betaalbaar maken van kinderopvang voor ouders met lage- en middeninkomens. Het bevriezen van de maximum uurprijs in 2026, welke de basis is voor de vergoeding aan ouders, is dan de slechtst denkbare stap: ‘Het zet de betaalbaarheid voor lage inkomens nog verder onder druk en leidt tot onterechte verwijten aan de sector over de prijsstijgingen.’ De BK heeft in ‘Een beter plan voor de kinderopvang’ concrete voorstellen gedaan hoe de omvangrijke stelselherziening goed en zorgvuldig kan worden vormgegeven.

De Branchevereniging Maatschappelijke Kinderopvang (BMK) mist een evenwichtige visie van het nieuwe kabinet op de veelomvattende rol van kinderopvang. De BMK vindt het jammer dat in het coalitieakkoord niets staat over de brede toegankelijkheid van kinderopvang. Het samen laten opgroeien van kinderen vanaf jonge leeftijd vergroot de kansengelijkheid voor kinderen.

Ook de BMK betreurt het dat de lage inkomens er op achteruitgaan, omdat het nieuwe kabinet 254 miljoen wil bezuinigen op het maximum uurtarief voor kinderopvang. ‘Voor de laagste inkomens drukken de extra lasten van een paar tientjes per maand zwaarder op het maandbudget dan bij de hogere inkomens. Vanuit koopkracht en toegankelijkheid geredeneerd vinden we de gemaakte keuzes onevenwichtig. Wij vinden dat kinderopvang juist voor de midden- en lagere inkomens betaalbaar moet zijn. Ongeacht of ouders werken of niet.’

En volgens het Nederlands Jeugdinstituut (NJi) ontbreekt in het regeerakkoord een visie op onze omgang met de jeugd en toekomstige generaties. Dan moet de samenleving die visie zelf maar ontwikkelen, constateert het NJi. Daar ziet het NJi ook voor zichzelf een belangrijke taak, door kennis in te brengen over gezond en kansrijk opgroeien.