Onderzoek UvH en UvA: “Nederlanders vinden gelijkheid belangrijker dan vrijheid van onderwijs”
21-11-2024
Nederlanders onderschrijven vrijwel unaniem het belang van gelijkheid en gelijkwaardigheid in het onderwijs. Ruim 90 procent vindt dat alle scholen leerlingen moeten leren om met verschillen om te gaan. De vrijheid van bijzondere scholen om leerlingen in hun (religieuze) levensbeschouwing in te leiden vindt men over het algemeen niet wenselijk. Circa 40 procent vindt school niet de aangewezen plek om leerlingen te leren leven volgens de normen en waarden van het geloof van hun ouders of verzorgers, circa 30 procent vindt dat juist wel. Dat blijkt uit onderzoek van de Universiteit voor Humanistiek en de Universiteit van Amsterdam dat financieel mede mogelijk gemaakt werd door de Vereniging Openbaar Onderwijs (VOO) en VOS/ABB. Het onderzoek is uitgevoerd onder een landelijk representatieve steekproef van 1461 leden van het I&O Research Panel. 95 procent van de respondenten vindt het wenselijk dat leerlingen op school (van welke signatuur dan ook) leren dat iedereen gelijkwaardig behandeld moet worden – in de samenleving, maar ook in de klas en school. Het moet voor leerlingen niet uitmaken op welke school zij zitten; zij moeten juist overal vergelijkbare kennis en vaardigheden opdoen ten aanzien van het samenleven in een pluriforme en democratische samenleving. 92 procent vindt school een belangrijke plek waar leerlingen (en leraren) van elkaar kunnen leren over elkaars culturele achtergronden. “Uit het onderzoek komt naar voren dat vrijwel iedereen de waarden gelijkheid en gelijkwaardigheid heel belangrijk vindt in onze diverse samenleving. Iedereen mag zijn wie hij wil zijn. Kinderen zouden zo begeleid moeten worden dat ze in staat zijn om in vrijheid hun leven vorm te geven. Het onderstreept verder dat burgers het belangrijk vinden dat we in Nederland een onderwijssysteem hebben, waarin álle kinderen tot hun recht komen en segregatie, ongelijkheid en polarisatie in welke vorm dan ook worden bestreden. Wij blijven ons inzetten voor een onderwijssysteem waarin diversiteit wordt gewaardeerd en iedereen gelijke kansen heeft op ontwikkeling.” - Hans Teegelbeckers, directeur VOS/ABB. 41 tot 66 procent van de respondenten is negatief over de vrijheid van bijzondere scholen om leerlingen (exclusief) in te leiden in de religieuze levensbeschouwing van de school, via onderwijs en regels op school. Ongeveer twee derde vindt het ook onwenselijk als bijzondere scholen exclusief gevormd worden door leerlingen en leraren die een bepaald geloof hebben. Ongeveer een derde vindt het ook onwenselijk dat er bijzondere scholen met een religieuze of levensbeschouwelijke grondslag zijn. Dat laat zien dat men een onderscheid maakt in soorten bijzondere scholen en dat kritiek vooral gericht lijkt op meer orthodoxe scholen. “Het onderzoek laat zien dat er brede steun is voor gelijkheid in het onderwijs en ook voor wetten die die gelijkheid waarborgen. Over de vrijheid van bijzondere scholen is men juist verdeeld: er zijn substantiële groepen voor, tegen of neutraal ten aanzien van die vrijheid. Interessant daarbij is ook dat er dus verschillend gedacht lijkt te worden over de relatie tussen vrijheid en gelijkheid in het onderwijs: in hoeverre staan die wel of niet met elkaar op gespannen voet? Het onderzoek biedt daarmee voer voor het maatschappelijk debat over hoe vrijheid en gelijkheid in de inrichting van ons onderwijsstelsel een plek zouden moeten krijgen.” - Remmert Daas, universitair docent onderwijswetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam Het feit dat de meerderheid van de respondenten het niet wenselijk vindt dat scholen de vrijheid hebben om leerlingen in hun specifieke religieuze levensbeschouwing in te leiden betekent niet dat zij levensbeschouwelijk onderwijs niet wenselijk vinden. Opvallend is juist dat drie kwart van de respondenten interlevensbeschouwelijk onderwijs, waarin leerlingen leren reflecteren op hun eigen levensbeschouwelijke waarden en die van anderen, wel wenselijk vindt. Ongeveer de helft van de respondenten vindt het ook wenselijk dat leerlingen kunnen uitkomen voor hun eigen geloofsovertuiging en deze op school kunnen praktiseren. Dit resultaat sluit aan bij de opvatting dat het wenselijk is dat scholen diversiteit tonen en dat leerlingen leren omgaan met de diversiteit die in de school en in de samenleving aanwezig is. Het onderzoek laat zien dat men het karakter van het openbaar onderwijs onderschrijft en dat er brede steun is voor het bestaan van openbaar onderwijs – ook onder voorstanders van de vrijheden van bijzondere scholen. Uit de samenhang tussen opvattingen over gelijkwaardigheid in het onderwijs en vrijheden van bijzondere scholen blijkt dat deze waarden volgens respondenten met elkaar op gespannen voet staan, maar elkaar ook niet volledig uitsluiten. Enerzijds wordt die spanning herkend en de helft van respondenten vindt het wenselijk dat er alleen openbare scholen zouden zijn. Anderzijds steunen vooral respondenten die minstens wekelijks geloofsbijeenkomsten bezoeken zowel de vrijheid van bijzondere scholen als het belang van gelijkheid in het onderwijs; zij lijken beide waarden wel verenigbaar te vinden. “De samenleving is ontzuild, maar de vrijheid van richting, de vrijheid om onderwijs te verzorgen op religieuze leest, blijft gebeiteld in artikel 23 van de Grondwet. Het is het enige grondwetsartikel dat de afgelopen decennia consequent in het regeerakkoord staat als artikel dat niet wordt aangepast. Uit dit onderzoek blijkt echter dat wat de Nederlandse samenleving betreft er alle aanleiding is om het systeem grondig onder de loep te nemen. De helft van alle Nederlanders vindt dat alle scholen openbaar moeten zijn. Twee derde vindt scholen met uitsluitend leraren en leerlingen van een bepaald geloof onwenselijk. Dat betekent niet dat we meteen alle bijzondere scholen moeten afschaffen, maar laten we op z’n minst het gesprek met elkaar aangaan over de toekomst van het systeem, zodat dit meebeweegt met de veranderende samenleving” - Marco Frijlink, voorzitter Vereniging Openbaar Onderwijs. Het panelonderzoek is uitgevoerd onder 1461 leden van het I&O Research Panel. Dat is een panel van Ipsos I&O met ruim 37.000 leden, waarvan Ipsos I&O actief leden werft om een representatieve steekproef van de Nederlandse samenleving te vormen. Een selectie van het panel is op 11 maart 2024 uitgenodigd om de vragenlijst in te vullen. De vragenlijsten zijn ingevuld tussen 11 en 25 maart 2024. Het onderzoek is uitgevoerd door onderzoekers van de Universiteit voor Humanistiek en de Universiteit van Amsterdam en mede gefinancierd door VOS/ABB en VOO. De uitkomsten zijn gepubliceerd in:Gelijkheid en gelijkwaardigheid in de school en als doel van onderwijs wordt door vrijwel iedereen gedeeld
De vrijheid van bijzondere scholen om leerlingen in hun (religieuze) levensbeschouwing in te leiden vindt men niet wenselijk
Levensbeschouwelijk onderwijs versus levensbeschouwelijke scholen
“Ik ben aangenaam verrast dat de meerderheid van de respondenten het wenselijk vindt dat alle leerlingen levensbeschouwelijk onderwijs krijgen. Dat is niet alleen goed voor verdraagzaamheid in de samenleving, maar het biedt ook waardevolle bronnen aan leerlingen die worstelen met levensvragen – en dat doen er op dit moment erg veel.” - Doret de Ruyter, hoogleraar Educatie aan de Universiteit voor HumanistiekDe helft vindt het wenselijk dat alle scholen openbaar zouden zijn
Over het onderzoek
Daas, R., de Groot, I., Hendrick, L., & de Ruyter, D. (2024). Vrijheid en gelijkheid in het onderwijs in Nederland: Wenselijke uitgangspunten volgens burgers. Universiteit voor Humanistiek & Universiteit van Amsterdam.