USN Skip to Content USN Skip to Footer

Bijna de helft van de scholen legt toetsadviezen naast zich neer

Schooladviezen die later worden bijgesteld blijken een succesvolle manier om leerlingen meer gelijke kansen te bieden. Dat schrijft onderwijsminister Mariëlle Paul in een brief aan de Tweede Kamer over schooladvisering, doorstroomtoetsen en de overgang van het primair naar het voortgezet onderwijs.

Paul verwijst naar het onderzoek van de onderwijsinspectie De Staat van het Onderwijs 2023, waaruit duidelijk wordt dat 80 procent van de leerlingen die een bijstelling van het schooladvies krijgt, in leerjaar 3 van het voortgezet onderwijs nog op het niveau van dat bijgestelde advies zit.

Vanaf schooljaar 2023-2024 geldt dat als leerlingen bij de doorstroomtoets laten zien meer aan te kunnen dan op grond van het voorlopig schooladvies werd verwacht, de school het schooladvies in principe bijstelt naar de uitslag van de doorstroomtoets. Als de school besluit dat een bijstelling niet in het belang van de leerling is, dan moet de school dit negatieve besluit motiveren en de motivatie vastleggen in het leerlingadministratiesysteem.

Tegelijk met haar brief stuurt minister Paul het meerjarig monitoringsonderzoek van DUO naar de Tweede Kamer. Dat laat zien dat de nieuwe maatregelen hard nodig zijn voor meer kansengelijkheid. Een greep uit het monitoringsonderzoek:

  • Ruim een derde van de leerlingen laat op de doorstroomtoets zien een hoger schoolniveau aan te kunnen dan uit het voorlopig schooladvies bleek.
  • Maar dat bij minder dan 1 op de 3 van deze leerlingen het schooladvies (gedeeltelijk of geheel) wordt bijgesteld. Hoewel het aandeel bijstellingen licht groeit, krijgt ruim 70% van de leerlingen met een hoger toetsadvies geen bijgesteld schooladvies.
  • Meisjes krijgen steeds vaker een lager schooladvies dan jongens.
  • Hoe landelijker een regio, hoe meer er sprake is van onderadvisering bij het voorlopig schooladvies.
  • Hoe stedelijker een gebied, des te vaker krijgen leerlingen een bijstelling als de toets daartoe aanleiding geeft.
  • Leerlingen met een lage sociaaleconomische status worden veel vaker ondergeadviseerd bij de voorlopige schooladviezen dan leerlingen met een hoge sociaaleconomische status.
  • Bijna de helft van alle scholen stelt geen enkel schooladvies bij en legt daarmee de toetsadviezen geheel naast zich neer.