Aanpassingen kinderopvangtaaleis 3F Nederlands vanaf 2025
04-04-2024 00:00:00
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) doet drie voorstellen om de taaleis IKK (Wet Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang) aan te passen. Deze nieuwe taaleis gaat in op 1 januari 2025. De taaleis heeft als doel een rijke taalomgeving te bieden, omdat dit belangrijk is voor de taalontwikkeling van jonge kinderen. Voor te veel pedagogisch professionals en studenten is het gevraagde taalniveau 3F echter lastig te halen. De onderstaande voorstellen bieden hen meer perspectief en verlagen de druk op de sector. Er komt een uitzondering voor de buitenschoolse opvang (bso): beroepskrachten in de buitenschoolse opvang hoeven niet te voldoen aan de taaleis op taalniveau 3F. Voor hen wordt het minimale taalniveau 2F. Beroepskrachten met een afgeronde opleiding op mbo-niveau 3 of hoger voldoen hier al aan. Voor beroepskrachten in de dagopvang blijft de taaleis IKK van kracht op taalniveau 3F voor de mondelinge taalvaardigheid. Verder stelt de minister een uitzondering voor op basis van leeftijd: beroepskrachten die 60 jaar of ouder zijn op het moment dat de taaleis ingaat, krijgen drie jaar langer de tijd om aan de taaleis te voldoen. Dit zijn beroepskrachten die zijn geboren op of vóór 31 december 1964. Als zij binnen drie jaar met pensioen gaan, hoeven ze niet te voldoen aan de taaleis IKK. In alle andere gevallen krijgen zij tot 1 januari 2028 om aan de taaleis IKK te voldoen. Tot slot is er een uitzondering voor niet-Nederlandstalige beroepskrachten. Beroepskrachten die met de kinderen uitsluitend een andere taal spreken dan Nederlands, hoeven niet te voldoen aan de taaleis IKK. Het uitgangspunt blijft dat pedagogisch professionals de taal die zij met de kinderen spreken mondeling goed beheersen. Daarom geldt bijvoorbeeld voor de meertalige kinderopvang al een taaleis in de Duitse, Engelse of Franse taal. De minister roept de sector op tijd te investeren in het toetsen en waar nodig bijscholen van medewerkers op de taaleis. Alsook om de manier van toetsen zo goed mogelijk af te stemmen op de doelgroep en de praktijk van de kinderopvang. Goede ondersteuning vanuit de kinderopvangorganisatie vergroot de slagingskans van de pedagogisch professionals. Dat kan door het aanbieden van bijscholing en examentraining en het inplannen van toetsen.