USN Skip to Content USN Skip to Footer

Aanhoudende daling aantallen mbo-studenten baart zorgen

05-12-2024

Het aantal studenten in het middelbaar beroepsonderwijs is opnieuw gedaald. Waar er in 2023 nog 469.400 mbo-studenten waren, zijn dat er in 2024 467.500, een afname van 1900 studenten. Adnan Tekin, voorzitter van de MBO Raad, maakt zich daarover zorgen. Hij vindt de cijfers alarmerend. ‘De daling in studentenaantallen gaat sneller dan verwacht, ondanks de positieve aandacht voor het mbo in de samenleving.’

Uit de cijfers blijkt dat vooral het bol-onderwijs (beroepsopleidende leerweg) geraakt wordt. Het aantal bol-studenten bedraagt nu 329.500, wat stabiel is gebleven ten opzichte van 2023. Echter, de verwachtingen gingen uit van 340.000 studenten. Daarmee telt het mbo ruim 10.000 studenten minder dan geraamd.

Ook het aantal studenten in de bbl-opleidingen (beroepsbegeleidende leerweg) daalde. In vergelijking met 2023 nam dit aantal af met 1,5 procent, van 139.900 naar 137.850 studenten. ‘Beide trends zijn enorm zorgwekkend’, zegt Tekin. ‘Met deze getallen zitten we onder de prognoses, wat grote gevolgen zal hebben voor onze economie. Die leunt op goed opgeleide vakmensen. Zonder hen komt de basis van onze samenleving onder druk te staan.’

De daling in het aantal mbo-studenten is niet nieuw. Sinds 2020 is het totaal aantal studenten met meer dan 30.000 afgenomen. ‘En dat zien we in alle sectoren terug. De bouw, de zorg en de techniek hebben al te maken met flinke tekorten, en de instroom van nieuwe studenten blijft achter.’ De MBO Raad roept op tot ‘onmiddellijke actie’ om de daling een halt toe te roepen.

Volgens Tekin is een gezamenlijke aanpak noodzakelijk. ‘De overheid, het onderwijs en het bedrijfsleven moeten samenwerken om het mbo aantrekkelijker te maken. Dat betekent investeren in goede begeleiding, flexibele leerroutes en de waardering van vakmanschap. Ook zijn structurele investeringen in ons onderwijs essentieel. De huidige bezuinigingsplannen op het stagefonds zorg, de doorstroomregeling en het schrappen van de RIF-gelden zijn daarom onbegrijpelijk.’