Van den Broek d’Obrenan: ‘Ik denk dat we met de code een vorm hebben gekozen die past bij de kenmerken van de kinderopvang en het onderwijs. Het accent ligt, anders dan bij sommige andere maatschappelijke sectoren, op het niveau van de raad van toezicht als team. We hebben ook gezegd dat er een bepaalde urgentie uit moet gaan van het feit dat wij nu met de code komen. Het is niet vrijblijvend, maar ook een kans voor de sector ‘intern toezicht’ om te zeggen: “We nemen de touwtjes zelf in handen. Wij staan ergens voor en we stellen eisen aan onszelf. Daarmee zijn wij een volwassen sector.”’
De commissie heeft een eerste poging gedaan om, aan de hand van zeven principes, op te schrijven wat goed toezicht is. Door het beschrijven van een aantal voorbeelden van good practices heeft de commissie hier ook een norm aan gehangen. Deze normen kunnen beschouwd worden als open normen waaraan een raad van toezicht zich kan spiegelen: voldoen wij daar aan of nog niet, wat past bij onze maatschappelijke opdracht, wat doen we goed en wat kan beter.
Grote verschillen tussen sectoren en organisaties onderling
Als het gaat om kwaliteit van toezicht en verantwoording zien Milz en Van den Broek d’Obrenan grote verschillen tussen organisaties. Niet alleen tussen de sectoren en tussen grote en kleine organisaties, maar ook tussen organisaties die vergelijkbare kenmerken hebben onderling. Als voorbeeld noemen zij de verantwoording door raden van toezicht in het jaarverslag. Door vooraf met elkaar het gesprek aan te gaan en gezamenlijk de opdracht vast te stellen, de belangrijke principes te formuleren en daar activiteiten aan te koppelen, kun je achteraf met elkaar evalueren. Wat bakken we er nu eigenlijk van, doen we eigenlijk wel het goede. ‘Als dat vaker in de verantwoording in jaarverslagen zou komen te staan, zou dat een enorme winst zijn. Dan is een jaarverslag niet alleen een stuk papier wat wettelijk verplicht is, maar wordt het ook functioneel als middel waarmee de raad aan de buitenwereld laat zien hoe en in hoeverre hij is geslaagd in het realiseren van zijn maatschappelijke opgave.’
De kwaliteitscommissie heeft ook geworsteld met de commerciële kinderopvang. Milz: ‘De focus van een raad van toezicht van een commerciële instelling is nog nadrukkelijker gericht op de continuïteit van de onderneming. Wij hebben in de bespreking gezegd dat het, in termen van maatschappelijke visie op deze sectoren, eigenlijk zou moeten gaan om het creëren van een context waarbij de ontwikkeling van kinderen centraal staat en de wijze waarop de organisatie is ingericht. Als je op die manier naar de rol van de toezichthouder kijkt, dan zijn de zeven principes uit de codes ook goed toe te passen in de commerciële kinderopvang. Wat dat betreft verschillen de sectoren niet.
Code goed toezicht complementair aan de reeds bestaande branchecodes
De diverse onderwijssectoren kennen allemaal al een eigen code goed bestuur en in de kinderopvang is recentelijk een governancecode uitgebracht. Ondanks dat hierin ook wordt ingegaan op de rol van het intern toezicht, zijn deze codes in de belevingswereld van toezichthouders meer gericht op besturen.
Van den Broek d’Obrenan: ‘De code goed toezicht is geen alternatief voor de branchecodes goed bestuur. Wij beschouwen de code goed toezicht als complementair, een instrument dat de sector toezicht nodig heeft om een inhaalslag te maken als het gaat om kwaliteit en kwaliteitsborging. Daarbij kunnen we ons voorstellen dat, bij de verdere ontwikkeling en vernieuwing van de branchecodes goed bestuur, er een moment komt dat er één geïntegreerde code komt voor bestuur en toezicht.’
Dat zou passen bij de ontwikkelingen binnen de sectoren kinderopvang en onderwijs. Ook daar zie je dat door maatschappelijke ontwikkelingen meer samenwerkingen en bundelingen tussen de verschillende sectoren ontstaan. Dat wil de commissie ook stimuleren. Op dit moment zien zij nog een verkokerd geheel van voorzieningen. Dit terwijl, wanneer gekeken wordt naar de maatschappelijke problemen, er meer behoefte is aan samenwerking en netwerkvorming.
Normstelling betekent op termijn ook handhaving
De commissie is van mening dat de sector op den duur moet zien te bewerkstelligen dat er ook een vorm van handhaving komt. Dit moet verder uitgewerkt worden als duidelijk is hoeveel draagvlak er is voor de code. Milz: ‘We moeten hier niet te ver voor de troepen uitlopen. We moeten met z’n allen vertrouwen kunnen krijgen in voldoende snelle ontwikkeling van de kwaliteit van het toezicht. Wanneer dit niet het geval is, bijvoorbeeld omdat er niet voldoende draagvlak zou blijken, zal je zien dat de overheid zich de vraag stelt of zij niet zouden moeten ingrijpen. Het gaat immers om een veel te belangrijk vraagstuk. Draagvlak voor de code en de verantwoordelijkheid nemen voor de kwaliteit van het toezicht is daarom ons belangrijkste doel op dit moment. Dat vertalen in praktische maatregelen is stap twee.’
Milz is wel van mening dat we met elkaar moeten zien te bewerkstelligen dat er een vorm van handhaving komt. ‘Ik denk dat je handhaving bij voorkeur zou moeten willen inrichten op een manier dat het de sector afdekt en dat partijen die daarin een belang in hebben dat die daarin vertegenwoordigd zijn. VTOI-NVTK zou een belangrijke mede-initiator moeten zijn, maar we denken dat het verstandiger zou zijn om dat op armlengte te plaatsen, dus met afstand. Hierdoor blijf je weg van de slager die zijn eigen vlees keurt of andersoortige problemen die verbonden zijn aan lidmaatschap en code.’
De sectoren kinderopvang en onderwijs zijn te belangrijk!
Milz: ‘We kunnen niet genoeg benadrukken hoe belangrijk de sectoren kinderopvang en onderwijs zijn. Het is van immens belang voor onze toekomstige generatie, voor de ontwikkeling van ons land en er gaat een substantieel deel van onze belastingcenten in om. Dit is een advies voor de sector integraal. We hopen dat de sector niet alleen reageert op de afzender, maar op de inhoud. We leveren hiermee een stuk werk af wat normstelling bevordert.’